Ondanks het feit dat er bij de Schouw 2014, in verhouding, minder “plantenbakken” waren, hebben we toch bij diverse deelnemers hele mooie planten mogen bewonderen, waaronder deze altijd prachtige tijgerlotus, die we zowel bij Robert Koelman, ondanks de grote tegenslag die hij had gehad, er toch mooi bijstond, als bij Freddy Meijer zagen. Ook Jan v.d. Heijden had vroeger prachtige Lotussen in zijn zoetwateraquarium staan en Raymond van Tol heeft hem nu zelfs in zijn Nano aquarium staan. Tijd dus om hier eens wat nader kennis mee te maken.

Er zijn diverse soorten Nympheae, maar de meest bekende is toch wel de N. lotus. En, iets wat we allemaal wel weten, is dat deze plant zowel met groene als rode (Zenkeri) bladeren verkrijgbaar is. Welke kleur plant je ook besluit in je aquarium te zetten, is natuurlijk helemaal een kwestie van smaak en vaak ook of je wel of niet een rood element wilt toevoegen aan de groene planten. Vaak wordt de Tijgerlotus als solitair geplaatst, waardoor hij een prachtige aandachtstrekker is. Maar hij kan zelfs ook als groep of “straat” worden neergezet. Maar dan is het wel fijn als de plant zelf voor nageslacht zorgt, want het is geen goedkope plant.

Hoe gaan we met deze plant om? Om te beginnen hebben we een 1 meter bak die we vullen met een bodem van gewassen fijn grind gemengd met wat leem. Aan de voet van de plant planten we wat extra leembolletjes. Voor de verlichting gebruiken we in dit geval 3 TL lampen, van elk 30 Watt. Als we een rode Tijgerlotus hebben en die nog stralender willen laten uitkomen is het een idee om voor 1 van de lampen bijvoorbeeld de Grolux 30W te nemen. Let wel, dit is een optische lamp. Meer niet.


"Straat bij Robert"

Deze plant is afkomstig uit de tropen: Z-O Azië en Afrika, dus houden we de temperatuur van het water zo tussen de 23 tot 25 °C. Nadat we de plant hebben geplaatst, zal er zoals bij vele planten, eerst een groeistop plaatsvinden. Maar wanneer hij eenmaal zijn plaatsje heeft gevonden, zal hij gaan groeien als kool.

En nu willen we natuurlijk veel nakomelingen. Hoe gaan we dat aanpakken? Nou, eigenlijk is dat helemaal niet moeilijk. We gaan de plant niet meer met rust laten maar we gaan knippen. We verwijderen alle drijfbladeren en halen alles weg totdat de plant maximaal 4 tot 5 bladstengels overheeft. Daarna trekken we voorzichtig en regelmatig de wortelstok fijntjes uit elkaar. Of we bewerken deze met een scherp mes. Het zal niet lang duren voordat we uitlopers zien verschijnen aan de voet van de moederplant.

Aan de andere kant kunnen we natuurlijk ook kiezen dat we deze plant laten bloeien! En vermeerderen via zaadvorming. Nu laten we de plant helemaal met rust. Na enige tijd vormt de plant mooie drijfbladeren. We laten deze groeien totdat ze zo’n 17 cm doorsnede hebben. Nadat de plant 6 drijfbladeren heeft gevormd, komt vanzelf de bloemstengel met knop tevoorschijn. Na een dag of drie is de stengel uitgegroeid tot 10 cm hoog en zo’n 8 mm dik en een mooie bloemknop. Als hij zo hoog wordt dat hij het dekglas raakt, zal de dekruit wat moeten worden opengeschoven en ook de middelste lamp worden uitgeschakeld om verbranding van de bloemknop te voorkomen. Uiteindelijk zal hij zo’n 5 cm boven de waterspiegel uitgroeien en dan even rust nemen. Na een dag of 5 zal dan uiteindelijk de plant zijn prachtige bloem tonen. De bloem is zo’n 6 cm in doorsnede en sneeuwwit van kleur met wat flauwgele meeldraden en vormt een prachtig contrast met de roodbruine of groene bladeren.

Het is wel jammer dat deze bloem alleen ‘s nachts bloeit en dan nog maar gedurende drie nachten. Alhoewel hij vaak al om 21.00 uur open gaat, waardoor je er toch nog wel van kan genieten. De derde nacht zal de kleur van de stuifmeeldraden donkerder tot bruin worden. Dan wordt het tijd om de penseel te pakken en deze eerst over de meeldraden en dan over de stamper te strijken. Doe dit meerdere malen voor de zekerheid. Dit noemt men zelfbestuiving (met een beetje hulp). De bloemstengel gaat zich hierna kromtrekken zodat het vruchtbeginsel weer onder water komt te staan. Circa 10 dagen later barst de vrucht open. Om dit zaad op te vangen kan men bijvoorbeeld een stuk van een pantykous om de vrucht knopen. De zaadjes zijn zo’n 1,5 mm dik en je kan ze een half jaar bewaren. Zoals bij vele planten sterft de moederplant af na de bloei. Advies is dan ook om eerst al een paar reserveplanten te hebben voordat je de vermeerdering op deze manier gaat proberen.

Het zaaien is niet zo heel moeilijk. Doe dit in ondiepe bakjes met een mengsel van tuinaarde en houtskool om gisting te voorkomen. Afdekken met een laagje water en de temperatuur op 20 °C houden. Het water niveau verhogen naar gelang de groei van de zaailingen.