In 1928 werd door A. Cuvier dit straalvinnige visje als eerste beschreven als Centropristes tabacarius. Later werd deze vis onder de familie van de zaag- of zeebaarzen geplaatst en kreeg hij de naam Serranus tabacarius.

Ze komen in bijna alle zeeën der wereld voor zoals in het Caraibisch gebied (Bermuda, Z-Florida, Bahama’s, Cuba, Haïti) en Zuid-Amerikaanse kusten van de westelijke Atlantische Oceaan. Ook hebben ze blijkbaar geen specifieke eisen aan hun biotoop. Ze zijn heel geschikt voor een lagere dierenaquarium zolang er niet te kleine visjes bij zijn of komen. Ook kleine kreeftjes of krabbetjes verdwijnen al snel als dit fraaie baarsje ze ontdekt.

Het aquarium kan het beste worden ingericht met rots- of koraalformaties die niet te hoog worden gestapeld en goed zijn voorzien van schuilplaatsen. Hij beweegt zich vooral bij de “toppen” van de koralen. Of zoals in het wild boven het rif in waterdiepten van 5 tot 70 meter.

Dit prachtige oranje en wit gekleurde visje wordt ca. 18 cm lang en is redelijk vredelievend tegenover andere vissoorten maar zover bekend, kan hij soms behoorlijk agressief zijn tegen soortgenoten als het aquarium niet ruim genoeg is voor een eigen territorium.

Wanneer ze eenmaal een plaats in het aquarium hebben gevonden, zullen ze dit niet gauw verlaten. Als voedsel lust hij zowel levend, diepvries als vlokkenvoer, maar zoals al eerder genoemd, verschalkt hij ook graag een klein kreeftje, krabbetjes of kleine visjes. Hij verschalkt zijn prooi met de kop in de waterstroming door zich met korte, maar snelle rukjes te bewegen. Het enige echte probleem waar we voor moeten oppassen is de vervetting. Als alle serranidae vertonen ze dan een niet te verzadigen eetlust, die maakt dat ze maar door blijven vreten, tenzij we daar zelf paal en perk aan stellen. Anders gaan ze dan binnen korte tijd aan deze vervetting van de organen ten onder.

Als een koppel heel dicht tegen elkaar in een S-vormige manier naar beneden beweegt, kan men er bijna zeker van zijn dat er binnen afzienbare tijd eitjes naar boven komen drijven. Deze worden niet bewaakt en binnen één dag komen de vislarfjes al uit. Tenzij de drijvende eitjes door medebewoners zijn genuttigd wat heel vaak gebeurt in een aquarium.

Maar wanneer ze de kans krijgen om te overleven kan men genieten van prachtige visjes die vaak heel variabel zijn gevlekt en een blauwachtige buikzijde hebben. Zover bekend, worden deze dieren helaas niet veel ouder dan een jaar of drie. Dus dan is het wel fijn als er inmiddels opvolgers gereed staan om hun plaats over te nemen.

Ook al is er niet echt veel bekend over het houden van meerdere exemplaren van deze soort samen, wordt voor de zekerheid aangenomen dat, wanneer de kleintjes het overleven en groot worden, ze op den duur toch beter apart gezet kunnen worden om te voorkomen dat er een verbitterde strijd komt tot de dood van een van hen erop volgt. Want het blijven baarzen, dus altijd uitkijken dat ze niet te roofzuchtig worden.