Phelsuma (Daggekko)

©2012 M. v.d. Heijden

Bij mijn gesprekken met Jan om een stukje exotische natuur in huis te halen kijken we regelmatig welke dieren we dan graag hierbij willen hebben. Een van die dieren is de gekko. Gewoon omdat het een enig beestje is waarmee je echt contact kan krijgen. Maar wat weten we eigenlijk van de gekko. Want voordat je zo’n stap gaat maken is het heel belangrijk dat je meer te weten komt van bijvoorbeeld zijn natuurlijke omgeving en hoe hij zich in de natuur gedraagt.

Een natuurgetrouwe biotoop creëren is nou eenmaal een voorwaarde voor het welzijn van dieren. Dus snel op zoek naar de juiste informatie. Ik ontdek dat de Phelsuma’s vooral op de eilanden van de Indische Oceaan, ten oosten van Afrika leven. We vinden ze op Madagascar, de Comoren, de Seychellen en Mauritius en één soort werd gevonden op de Andaman eilanden, in de baai van Bengalen ten westen van Myanmar (Birma).

Eigenlijk best veel gebieden waar we zelf ook graag nog eens naar toe zouden willen gaan. Niet in het minst om zijn temperatuur. Deze schommelt het hele jaar door tussen de 20 en 30 graden. Wel komen er regenbuien voor, die zeer hevig kunnen zijn, maar dat zorgt weer voor de juiste luchtvochtigheid.

Onze daggekko leeft het liefst in bomen en struiken want hij schuilt graag tussen het groen. Wat natuurlijk niet zo vreemd is, als we kijken naar zijn opvallende helle kleur. Dit alles leert ons meteen veel over de inrichting van het benodigde terrarium. Het moet hoog zijn, een goede verwarmer om de temperatuur het hele jaar op peil te houden en voldoende luchtvochtigheid en uiteraard een goede ventilatie om schimmels te voorkomen. Want, hoe goed je het ook doet, een terrarium blijft natuurlijk een mooi stukje natuur in een glazen “kooi”.


P. quadricellata

P. lineata

De afmetingen van het terrarium is natuurlijk afhankelijk van de soort Phelsuma’s die we willen verzorgen. Er zijn namelijk 2 categorieën: de grote en de kleine soorten. Onder de grote soorten vinden we voornamelijk exemplaren als de P. madagascariensis grandis, de P. madagascariensis madagascariensis, de P. standingi en de P. kochi. Deze dieren worden tot zo’n 30 cm lang.
Terwijl de kleinere soorten maximaal 13 cm. worden, zoals de P. lineata, P. laticauda, P. quadriocellata en P. abbotti.
De allerkleinste soort is de Phelsuma klemmeri, met een lengte van 9 cm.

Verder lees ik dat je deze categorieën nooit samen moet zetten in een terrarium omdat de grote soorten voortdurend jacht maken op de kleinere soort. Dit levert stress op waardoor ze nooit hun mooiste kleuren zullen tonen. Ook samen met andere hagedissen zetten is geen succes. Deze laatste staan immers bekend om het stelen van de eieren en gaan een gevecht hierom niet uit de weg.

Wat wel kan is verschillende soorten binnen één categorie daggekko’s bij elkaar zetten. Belangrijk hierbij is om dan wel koppeltjes te plaatsen, dan voorkom je enige agressie tussen de mannetjes. Een beetje hulp bij het ontdekken wat een mannetje is en welke een vrouwtje: Het mannetje heeft femorale poriën. Dit zijn kleine verdikte bolletjes die zich op een rij op de dijbenen bevinden. De kop van het mannetje is zwaarder gebouwd en de staartwortel is breder dan die van de vrouwtjes.


P. madagascariensis grandis

Naast de reeds eerder genoemde soorten zijn er nog veel meer. Zo zijn er al minimaal 57 levende soorten beschreven. De soort waar ik vooral erg van gecharmeerd ben, is de Phelsum madagascariensis grandis. Een prachtig groen dier met van de neusgaten tot de ogen, aan beide kanten, een rode streep. Op de kop bevindt zich een rode “V” en op de achterrug komen grote rode vlekken of banden voor. Als de kleur wat donkerder is en de rode streep voorbij de ogen doorloopt, heb je te maken met de P. madagascariensis madagascariensis, die hier nauw aan verwant is. De staart van de mannetjes is aan de onderzijde vaak blauw gekleurd, maar deze wordt, bij de minste verstoring groen. Een ander fraai soort is de P. Standingi. Deze is helbruin tot zilvergrijs gekleurd met een donker netwerk over zijn hele bovenzijde. Bij volwassen dieren kunnen kop en staart helder turkooisgroen getint zijn. Maar deze soort stelt hoge eisen qua verzorging en wordt voor de beginners, zoals ik, afgeraden.

Als ik naar de kleinere soorten kijk, valt me de Phelsuma laticauda op. Deze wordt ook wel de goudstofdaggekko genoemd. Zijn hele lichaam is bestrooid met gele vlekjes, zijn ogen blauw omrand en hij heeft een typisch vlekkenpatroon op de kop en op het achterste gedeelte van zijn rug. En de P. lineata heeft een zwarte streep die het groene rug gedeelte scheidt van de witte buikzijde. Zijn intens groene rug is bezaaid met kleine rode vlekjes. Maar ook de P. ornata is een prachtig diertje. De blauwe of turkooisgroene kop is met dieprode banden versierd die in een kastanjebruine nek samenvloeien. Op de donkergroene rug, zie je dan weer deze banden terugkomen. Tussen de banden zijn rode stippen die naar de staart toe geleidelijk gelig van kleur worden. Zijn buikzijde is helgeel of wit. En zo zijn er nog heel veel prachtige soorten.


P. klemmeri

P. klemmeri

Ook de kleinste soort, de P. klemmeri. Zelfs met zijn maximale lengte van 9 cm. maakt hij een overweldigende indruk op me. Hij heeft een smalle en spits toelopende kop. De kop is geel gekleurd, wat mooi contrasteert met de turkoois gekleurde romp. Op de scheiding van de rug en de buikzijde komt een brede donkerbruine tot roodgetinte streep voor zodat de kleuren bruin, rood en turkoois een prachtig kleurenpallet vormen.

Voor vele van de Phesuma soorten geldt een invoerverbod. Degene die ik hiervoor heb beschreven tref je wel geregeld aan bij de verkoop. Verder zag ik nog een goede tip, waar we zeker op moeten letten en dat is dat de stukken kienhout, wijnranken, takken van een krulberk, wilgen of zelfs een rijtje bamboe waar deze dieren erg dol op zijn om lekker in te klimmen, goed moeten worden vastgezet want ze springen van de ene tak op de andere. Bedenk wel dat door de hoge vochtigheid het hout na een tijd gaat rotten en na een paar jaar zelfs geheel verteerd is. En verder natuurlijk veel planten, zoals ik al aan het begin vertelde, zijn ze dol op groen. Dus tussen de takken kun je epifyten en Tillandsia’s plaatsen. Bromelia’s, klimplanten en natuurlijk ook orchideeën en varens zijn uitstekend geschikt. Grotere planten plaats je het best in de bodem.

Nu nog de bodembedekker. Hiervoor worden houtschilfers voor aangeraden, om de bodem een beetje luchtig te houden waardoor schimmels minder kans krijgen.


Zo te koop in het schap

En dan blijft er natuurlijk nog een heel belangrijk ding over: wat zouden deze diertjes nu eten? In ieder geval geen diepvries of droogvoer. Deze diertjes houden van levend voer. Dus daar gaan we weer, ja hoor… voorraadje krekels, zowel de huiskrekel als de veldkrekel. Voor de grote soorten moeten we op zoek naar krekels van 2 a 3 cm., terwijl de kleinere soorten genoegen nemen met krekels van 1 a 2 cm. De krekels dienen eerst even in een kalkmengsel met vitamines worden gedipt, zo krijgen de gekko’s samen met hun voedsel de nodige kalk en vitamines binnen om hun goede conditie te houden. En dit moet dan 2 a 3 keer per week worden gedaan. Naast krekels, vinden de grotere soorten meelwormen ook erg lekker. Maar de grootste lekkernij vinden ze toch wel motten en sprinkhanen. En, oh wat leuk, ook vinden ze het lekker om aan een potje yoghurt te likken of roosvicee, fruit, vooral bananen, mango en passievruchten worden zeer op prijs gesteld. Om hun dorst te lessen, moeten de bladeren elke dag nat worden besproeid, zodat ze daar het vocht van af kunnen likken. Aan dit sproeiwater kunnen we eventueel ook nog vitamines toevoegen. Pfoef.. Nu weet ik er al heel wat meer van. Volgens mij kunnen we nu een prachtig terrarium maken. Maar, helaas… intussen is er al gekozen voor een zeeaquarium. Ook mooi...

Gesponsorde links